vrijdag 27 november 2020

25 Herinneringen aan plekken in Nieuwegein die nu veranderd zijn

"Nieuwegein en ik zijn samen opgegroeid, ik ben precies twee jaar ouder dan mijn woonplaats die in 2021 vijftig jaar wordt :-) De eerste paal voor het nieuwe gemeentehuis en daarmee ook voor het nieuwe stadshart van Nieuwegein ging in 1974 de grond in. Ter gelegenheid van deze feestelijke gebeurtenis mocht ik met mijn zus de vrouw van de commissaris van de koningin een boeketje aanbieden."
  1. Aan het einde van de Ritsemalaan stond mijn -al lang geleden afgebroken- basisschool, de St. Nicolaasschool. Met het schoolplein en de ingang links en rechts het multifunctionele lokaal voor handenarbeid en schoolfeestjes (schuifelen met gestrekte armen). (nu een Reinaerde locatie) 

  2. Gymmen deden we in gymzaal De Springbok aan de Professor Doctor Hesselaan waar we lopend naartoe gingen, twee aan twee en hand in hand. Voor de gymzaal stond een hoog betonblok met een kunstwerk erop waar ijzeren kettingen onder bungelden. Daar kon je lekker op klimmen en schommelen als je moest wachten. (nu een moskee) 

  3. Zwemles kregen we met de hele klas in zwembad de Schoolslag. En daarna stond wekelijks thuis macaroni met boterhamworst, tomatenpuree en ananas op het menu. Aanschuiven met natte haren en de chloorlucht nog in mijn neus. (later zat Gold’s Gym er en nu staat er een appartementencomplex)

  4. Bij gebrek aan een theater voerden we onze eindmusical op in De Lantaern, net echt! Ik was ontzettend zenuwachtig. We speelden ‘volwassenen’ dus leende ik kleding en make-up van mijn moeder. De krant maakte foto’s, een afdruk ervan kon ik later even verderop aan de Herenstraat 72 bij de fotograaf ophalen. (nu wordt De Lantaern omgebouwd tot appartementen)

  5. Ik was een echte boekenwurm. Vrijwel elke week ging ik dan ook op woensdagmiddag naar de bibliotheek voor een verse voorraad boeken. Die heerlijke bieb bevond zich in het toen nog niet afgebrande De Baten (nu appartementencomplex De Nieuwe Baten)

  6. Het politiebureau zat aan de Pr. Dr.Claylaan, ik zwaaide altijd naar de oude mevrouw die ernaast woonde.

  7. Mijn middelbare school, het Cals College, was de enige in Nieuwegein dus de keuze was niet moeilijk. Het Cals stond in een soort niemandsland, omgeven door braakliggend terrein en weilanden. Het Cals staat er nog, maar het weidse uitzicht is verdwenen. Net als de passage en eigenlijk het grootste deel van de school door een grote brand en diverse verbouwingen en uitbreidingen. Alleen de zitkuil is nog origineel.

  8.  In boerderij De Middenhof zat een heel chic restaurant waar we een keer aten, het was de tijd van de exquise liflafjes. Best lekker maar na afloop hebben we thuis toch maar de frituurpan aangezet om onze honger te stillen. 

  9.  Soms namen mijn ouders ons mee naar wegrestaurant Rick, aan de A2 ter hoogte van de Nedereindseweg. Vooral hun uitgebreide ijskaart herinner ik mij nog goed. (afgebrand, nu staan de ‘witte huizen’ er) 

  10. We hadden onze eigen carnavalsoptocht in Nieuwegein, en aan het einde van de zomer was de jeugdwielerronde op de Herenstraat vaste prik. 

  11. De molen stond nog gewoon naast de brug tegenover Karwei. 

  12.  Als puber zong ik in het jongerenkoor van de St. Nicolaaskerk. Dat ging niet zozeer om zingen (al was dat ook heel leuk), het was vooral leuk omdat er ook jongens op zaten. ’s Winters oefenen in de kerk was wel een hele koude bedoening, ook al had je je winterjas aan. Hoogtepunten waren natuurlijk het zingen tijdens de Paasmis en de Kerstnachtmis, al vond ik het wel stom dat ik dan een jurk of rok aan moest. 

  13. We hebben nu ons eigen winkelcentrum, theater en wat al niet meer, maar in de jaren tachtig hadden we een paar jaar lang ook onze eigen discotheek. Klein maar fijn en een uitkomst voor tieners die nog niet naar Utrecht mochten van hun ouders, dat was Dancing Flash aan de Nedereindseweg. Ik zag er Adam Curry en Spargo en flirtte en danste erop los. (nu is dit De Partner) 

  14. Henkel heette nog Persil en afhankelijk van de windrichting rook ik óf wasmiddel óf de koekjesfabriek Pally tijdens het blokken op mijn puberkamer. En altijd was er het geluid van heipalen in de verte, de soundtrack van de almaar verder uitdijende stad. 

  15.  Mijn vader werkte in het gemeentehuis. Of eigenlijk: hij werkte in drie verschillende gemeentehuizen. Nieuwegein groeide immers als kool en daarmee ook het aantal ambtenaren. Hij begon in het pittoreske kleine gemeentehuis aan de Herenstraat (nu zitten er appartementen in dit monument), verhuisde naar het gemeentehuis op City (gesloopt, staat nu een winkel/woonblok met oa. H&M) en werkte tot zijn pensionering in de Meander (nu omgebouwd tot appartementen) waar de gemeente tijdelijk huisde tot het huidige stadshuis op City klaar was.

  16. In buitenzwembad Watergein in park Oudegein had ik de beste vakantiebaan ooit als kassamedewerker, inclusief zomerverliefdheid op de knappe badjongen. (nu zijn daar sportvelden)

  17. Achter zwembad Merwestein had je vroeger een fijne grote ligweide met buitenzwembaden waar het ’s zomers goed toeven was. 

  18.  Ik ging samenwonen en we kochten een betaalbaar appartement op de Schakelstede, direct naast het politiebureau (nu restaurants en parkeergarage). Achter grensde onze tuin aan het schoolplein van de verdwenen Montessorischool (we werkten beiden fulltime dus we zagen en hoorden nooit iets van die spelende kinderen). Aan de voorkant keken we uit op winkels en het gemeentehuis, ook allemaal verdwenen. Alleen de Cosmo kapper zit nog bijna op dezelfde plek. 

  19.  Boodschappen deden in die tijd op vrijdagavond bij de Torro op City. Die veranderde daarna in Konmar en weer later in C1000. (nu zit Mango op die plek)

  20.  De markt was nog gewoon op de Markt in het midden van City. Daarvoor moesten op zaterdag alle auto’s tijdelijk wijken. Aan de rand van de Markt zat een heerlijk Grieks restaurant waar een Griekse vriendin van mij in de bediening werkte. De shoarmazaak even verderop was ons vaste ankerpunt na een avondje stappen buiten Nieuwegein.

  21. Op de eerste etage van City Plaza zaten fijne verszaken waar ik vaak kwam voor verse salades en losse thee. Later genoten onze dochters er van de poppenkastvoorstellingen op woensdagmiddag. 

  22. Ik werkte een tijd op Laagraven bij een bedrijfje in computerbenodigdheden, vlakbij de (nu verdwenen) Dental windmolen. We verkochten diskettes, de bestellingen kwamen per fax binnen. We hadden al wel computers, met zo’n grote kubus als scherm en die doordringende pieptonen als we verbinding maakten met het wereldwijde web.

  23.  In buurthuis Kerkveld volgden onze dochters dansles, tikten we kinderkleding op de kop voor een prikkie en leenden we weleens speelgoed bij de Speelotheek. 

  24.  Kinderkledingbeurzen waren er volop, op het hoogtepunt wel 4 of 5 per seizoen, plus nog een doorlopende kinderkledingbeurs. Handig met snel overal uitgroeiende kinderen. Inmiddels is ook de laatste kledingbeurs ermee gestopt. 

  25.  In het oude theater De Kom, bij de tramhalte, trad ik verschillende keren op met popkoor Amazing en voerden we diepe gesprekken op de trap en in de kleedruimte. We zagen er mooie, slechte, ontroerende en minder boeiende concerten en voorstellingen en jongste volgde er dansles (geen succes). Tijdens de pauze was het altijd proppen in de te kleine maar intieme foyer. Jammer dat met het neerhalen van de Passage ook de bioscoop verdween. 

Benieuwd naar alle bijbehorende foto’s? Neem een kijkje op deze site: https://herkenjenieuwegein.wixsite.com/herkenjenieuwegein
Of zoek op trefwoord tussen de foto’s op Facebook: https://www.facebook.com/HerkenjeNieuwegein/
Wat een feest van herkenning!

zondag 21 juni 2020

32 herinneringen aan mijn jaren 70 jeugd

Gebaseerd op een lijstje op Saarmagazine.nl: leuke en grappige dingen uit mijn jeugd, in willekeurige volgorde.
1.     We schreven in elkaars poëziealbum (‘poessiealbum’) vol met grappige en vaak nogal stichtelijke gedichtjes vol gemeenplaatsen (rozen verwelken, schepen vergaan, maar onze vriendschap blijft altijd bestaan, dat werk). Die je dan versierde met mierzoete poëzieplaatjes met heel veel glitters.
2.     Bij koorts gaf mijn moeder mij een Sinasprilletje dat net zo lekker smaakte als een snoepje. Ik mocht op de bank liggen en ze kocht het nieuwste deel van Enid Blyton’s De Vijf Detectives voor me als troost.
3.     De hele reeks gele Pinkeltje boeken stond op mijn boekenplank, later kwamen daar de boeken van Leni Saris bij. Elke week plofte een vers exemplaar van de Tina voor mij -en de Eppo voor mijn zus- op de deurmat. In de vakantie hielden de dikke Debbie en Tina vakantieboeken ons zoet op de achterbank van de auto.
4.     Ik spaarde van alles: plakboeken vol met stickers en miniboekjes (ook toen al deden de supermarkten aan klantenbinding via de kinderen), suikerzakjes, mini-drankflesjes (vreemde hobby voor een kind, uiteraard gooide ik de inhoud weg, ja echt), knijpbeertjes, buttons, posters en plaatjes van mijn favoriete popsterren.
5.     Moest je een werkstuk maken voor school, dan knipte je plaatjes uit oude tijdschriften. En je schreef alles zelf.
6.     Rolschaatsen. Geen hippe rollerskates, maar van die dingen die je onder je schoenen moest binden. We mochten eigenlijk niet verder dan de straat, maar natuurlijk roetsjten we stiekem weleens de voetgangersbrug bij de trambaan op en af.
7.     Urenlang Ministecken.
8.     Haarelastiekjes met balletjes en dieren erop. Waar dan je haar tussen ging zitten.
9.     De tv series Q en Q (ik kroop achter de bank omdat ik het zo eng vond), Tita Tovenaar. Kindertelevisie op woensdagmiddag met De Berenboot. Loeki de Leeuw tijdens de reclames. Ruzie met mijn zus over wie naar de televisie toe moest lopen om ‘m op een ander kanaal te zetten. En heel vaak testbeeld op tv.

10.  Boterhammen met speculaas en vruchtenhagel. Kant-en-klaar geroosterd brood uit een pak. Mijn moeders Haagse Bluf.
11.  Het toppunt van culinair genot buiten de deur was eten bij Van der Valk. Friet, schnitzel, appelmoes met een kers erop. Familiefeestjes met mijn opa en oma vierden we bij de Van der Valk Biltsche Hoek. Tussen de gangen door slopen we naar het winkeltje om ons te vergapen aan al het moois daar. Vaak mochten we dan iets uitzoeken zoals een sleutelhanger. Of we gingen naar de Chinees: haaievinnensoep. Fonduen deden we -behalve thuis- ook bij AC op Lage Weide, en later reden we naar Rick’s Restaurant waar ze een uitgebreide Mövenpick ijskaart hadden.
12.  Eindeloos spelen met mijn enorme verzameling Sindy poppen, meubels en kleding. Vooral het huis opbouwen, vond ik geweldig, ik vulde zelfs de voorraadpotten in de keuken met echte suiker en meel.
13.  Bedden met lakens en dekens. Ik had een donkerbruine deken met crèmekleurige accenten die volgens mijn moeder maar een keer per jaar in de was hoefde.
14.  De knuffelbeesten die allemaal op een vaste manier in mijn bed moesten liggen, anders kon ik niet slapen. De bruine en gele boven mijn hoofd tegen de rand van het bed, Boxy naast me en Beertje’s oor tegen mijn mond gedrukt. Beertje was zo stukgeknuffeld dat mijn oma een pakje haakte om ‘m bij elkaar te houden. Ikzelf lag altijd helemaal onzichtbaar onder de dekens met alleen een klein luchtgaatje waardoor ik nog net de muur kon zien. Ik was nogal bang voor enge geluiden in huis en het idee dat er weleens iemand in de kast of onder het bed kon zitten. Die kon me dan zo hopelijk niet zien.
15.  Telefoonklappers, dikke telefoonboeken, de Gouden Gids en natuurlijk onze telefoon met draaischijf en een snoer dat maar net lang genoeg was om in de gang te kunnen bellen. Toen kende ik nog telefoonnummers uit mijn hoofd.
16.  Een keer per week onder de douche was meer dan genoeg (‘weet je wel wat dat kost?’)
17.  Mijn moeder knipte mijn pony met een keukenschaar terwijl ik op de keukentafel zat. Blij was ik er nooit mee: ik heb me weleens heel lang boos opgesloten in de badkamer omdat ik vond dat ze scheef geknipt had.
Tja, met zo'n enorme pony...
18.  Guldens, kwartjes, stuivers, dubbeltjes en centen. En dat je dan guldens spaarde in van die lange doorzichtige buizen.
19.  De koffie die de hele dag op zo’n bakelieten warmhoudplaatje op het gasfornuis stond. En het schepje Buisman erin, geen idee waarom.
20.  Het glazen bakje met chips in het weekend.
21.  De advocaatjes met slagroom die oma dronk. Het citroentje met suiker van tante Riet. De sigaretten en sigaren van opa (en van mijn ouders, en eigenlijk van iedereen die ik kende). Een verjaardag was niet compleet zonder glazen vol met sigaretten als traktatie op tafel.
22.  Het sherrydieet en het brooddieet dat mijn moeder een tijdje volgde.
23.  Weerhuisjes waarin een vrouwtje goed weer aankondigde en een mannetje slecht weer (of was het andersom?).
24.  Mijn bontgekleurde kamer met oranje muur, oranje met bruine gordijnen en behang met psychedelisch jaren zeventig patroon. Dat ik vervolgens helemaal volhing met posters.
25.  Het koken uit pakken en blikken was modern: elke dag een andere Honig soep uit een pakje, wortels, sperziebonen en nasi uit pot en blik en als toetje een Saroma pudding uit een pakje. Macaroni met ananas en boterhamworst na zwemles, witlof met ragout uit blik, spinazie met verstopte eieren, Maggi op tafel. Mijn vader kreeg altijd het grootste stuk vlees (wat wij heel oneerlijk vonden) en verdween achter zijn krant zodra hij klaar was (ook toen al at ik waarschijnlijk tergend langzaam).
26.  Je plakte onduidelijke, donkere foto’s met hoekjes in een album.
27.  Je favoriete liedjes op een cassettebandje opnemen. En dan maar hopen dat de dj er niet doorheen zou praten. Die bandjes letterlijk stuk draaien, of ze met een potlood op moeten rollen als ze weer eens vastliepen.
28.  De kerstboom met dat verschrikkelijk prikkende engelenhaar, de zilveren sliertjes lametta en om het geheel af te toppen de wolken stinkende nepsneeuw. De boom was elk jaar weer betoverend mooi.
29.  Op vakantie: de auto walmde naar broodjes gekookt ei en sigaretten, er ging om onduidelijke redenen altijd vieze campingboter mee en we moesten weleens terug voor een vergeten strijkijzer. Van gordels op de achterbank hadden we nog nooit gehoord dus we speelden en sliepen in alle mogelijke posities. Supervakanties.
30.  Toppop! Ad Visser met die grote bril en Penny de Jager die om onduidelijke redenen door het beeld huppelde.
Copyright: Beeld en Geluid
31.  Tijdens het avondeten luisterde je naar Frits Spits, overdag naar ’50 pop of een envelop’. Op zaterdag stond de ‘Dik voor mekaar Show’ aan tijdens de lunch en op zondag -supersaai- ‘Langs de lijn’.
32.  Schoonmaken deed je met Brillo (voor de pannen), Vim (voor de wastafels en gootsteen) en een droge stofdoek (kuchkuch).

zondag 26 april 2020

Costa Gardenia

Talloze vogels fluiten in alle talen om mij heen terwijl de namiddagzon mijn witte melkflessen verwarmt. De pollen van het net gemaaide gras kriebelen in mijn neus. Sorry buren, het is echt geen corona maar hooikoorts. Dan knerpt er op rechts voor de 24ste keer een mini-tractor inclusief joelende kleuter voorbij en doet op links het buurmeisje poging nummer 88 om zo vals mogelijk mee te zingen met Frozen. Tegelijkertijd gebruikt de achterbuurman zijn zee aan vrije tijd voor het mechanisch schuren van 321 houten planken. Zuchtend plus ik het volume bij van de rustgevende vogelgeluiden op mijn koptelefoon. Helaas kan geen ‘noise cancelling’ op tegen deze frontale geluidsaanval.


Wall of sound

Echt, ik heb niks tegen kinderen. Er lopen hier twee pubers rond die vroeger zeker niet geluidloos buiten speelden. Gelukkig hebben ze tegenwoordig bijna 24/7 doppen in die het hele proces omgedraaid hebben: van geluid producerende wezens zijn het geluid consumerende wezens geworden. Behalve wanneer ze samen ruzie maken. Buitenspelende kinderen? Prima, maar met maar liefst acht opgehokte peuters, kleuters en pre-pubertjes in de aangrenzende achtertuinen wordt mijn geluidstolerantie met enige regelmaat op de proef gesteld. Hoe lief ze ook allemaal -meestal- zijn. Kunnen we niet afspreken dat we tweemaal daags een speel-en-schreeuwuurtje instellen? Kinderen naar buiten, ik binnen meezingend met de muziek op tien: iedereen blij.

Nicholas Laughlin, Flickr


Bob de Bouwer

Ook de buurvolwassenen dragen hun steentje bij aan de ‘wall of sound’ in onze Costa Gardenia. Door veelvuldig ruzie te maken bijvoorbeeld (de scheiding op links is er bijna doorheen). Ook hebben de buurmannen in deze quarantaineperiode opeens alle tijd om hun innerlijke Bob de Bouwer te laten shinen. Ze schuren, boren en kloppen er lustig op los. Jippie yaya jippie jippie jeey voor de bouwmarkten, vaak niet zo jippie voor mij als ik net probeer te werken.

Flickr


Even losgaan

Laat ik voorop stellen dat we hele aardige buren om ons heen hebben wonen. We groeten elkaar en maken, zeker in deze quarantainetijd, regelmatig een praatje. Nemen pakjes voor elkaar aan en weten hoe de kinderen heten. En de hand in eigen boezem stekend: ook wij hebben zo onze geluidspieken. Bijvoorbeeld als ik thuis koornummers oefen of de jongste even losgaat op dancehits. Echt, ik wéét dat het niet meevalt om je kinderen en jezelf 24 uur per dag, 7 dagen per week thuis te moeten vermaken. Dat het voor iedereen fijn is om je even uit te kunnen leven en af te reageren. En dat dat lekkerder gaat mét geluid.


Dus de volgende keer dat ik die schuurmachine of snerpende kinderstemmen echt niet meer trek tijdens het thuiswerken of ontspannen in onze Costa Gardenia? Dan tel ik tot tien en vervang ik de vogelgeluiden op mijn koptelefoon door ‘storm op zee’ of een fikse tropische regenbui met de volumeknop op 10. We moeten hier tenslotte samen doorheen zien te komen.

vrijdag 27 maart 2020

Over vaders en andere beren op de weg

Met moeite til ik twee grote opbergboxen van de zolderkast af. Mijn schrijfverleden weegt zwaar! Ik snuffel (en nies) nostalgisch door kilo’s ‘lief dagboek’ schriften, volgeplakte schoolagenda’s, een dik pak vergeelde songteksten, lange penvriendbrieven, smachtende liefdesepistels en zelfs wat onbeholpen prozapogingen. Terugbladerend door mijn jeugdige pennenvruchten lijkt het zo logisch dat ik het schrijverspad op zou gaan. Maar zoals dat gaat in het echte leven, bleek het begin van mijn carrièrepad een kronkelige weg met veel omleidingen. Te beginnen met een wegversperring die mijn vader op mijn pad zette.

Roel Wijnants, Flickr


Eighties verantwoord

Ter verdediging van mijn vader (al dacht ik daar toen héél anders over): we praten over de jaren tachtig. Dat waren niet alleen de jaren van Dynasty, Duran Duran, fluorkleuren en megagrote schoudervullingen. Nederland had te maken met een economische crisis en grote werkloosheid en ik had te maken met een vader die ook nog eens bij de gemeentelijke Sociale Dienst werkte. Dagelijks zag hij de gevolgen van de crisis op zijn bureau en zijn dochter wilde na het VWO een studie Journalistiek doen! ‘Daar valt toch geen droog brood mee te verdienen? Je gaat maar een studie volgen met meer baankansen, ik wil je straks niet bij mij op kantoor terugzien als de zoveelste uitkeringstrekker.’ En ik? Ik was een brave puber -mijn zus puberde al meer dan genoeg voor twee- en koos eieren voor mijn vaders geld: een economische HEAO-studie.

Van het padje af

Achteraf gezien ben ik mijn vader eeuwig dankbaar voor zijn praktische, zij het wat botte, advies. Niet omdat ik na mijn afstuderen nou meteen een goede baan vond. De werkloosheid was onveranderd hoog dus werd ik even uitkeringstrekker (‘hoi pap!’) en startte vervolgens helemaal onderaan de commerciële ladder als secretaresse. Ik was mijn pa ook niet dankbaar omdat ik die studie nou zo boeiend had gevonden. Maar door zijn wegversperring sloeg ik wél een zijweg in die rechtstreeks naar de liefde van mijn leven leidde, medestudent Rob. En voor hém wilde ik met alle liefde een tijd van het (schrijvers)padje af raken. Overigens zijn we nog steeds gelukkig samen.

Beren op de weg

Net als de kriebels in mijn buik lieten ook mijn schrijfkriebels zich niet lang onderdrukken.
Naast mijn werk begon ik als vrijwilliger te schrijven voor goede doelen en dat smaakte naar meer. Toen de kans op mijn pad kwam om de afslag richting communicatie te nemen, greep ik die dan ook met beide handen aan. Eindelijk mocht ik schrijven en ik kreeg er nog geld voor ook! Toch bleef er jarenlang iets knagen. Want mezelf een schrijver noemen? Nee, dat ging echt een stap te ver. Ik had immers niet het gebaande pad gevolgd? Ook al deed ik diverse cursussen, schreef ik me te pletter, kreeg ik lovende reacties van klanten en collega’s: ik zag mezelf niet als schrijver. Noem het ‘imposter syndroom’, noem het bescheidenheid en introvert zijn, of geef het beestje een andere naam. Deze versperringen, deze beren zette ik in ieder geval zélf op mijn weg en ik was de enige die ze ook weer uit de weg kon ruimen. Maar hoe? Afschieten is ook weer zowat…



Op het rechte pad

Verwacht je nu een blikseminslag of levensveranderende gebeurtenis waardoor ik plotseling het licht zag? Dan moet ik je helaas teleurstellen. Het inzicht kwam geleidelijk door (kilo)meters te maken. Artikelen, interviews en columns te schrijven. Dikke rapporten en dunne glossy’s vol te tikken. Levensboeken te maken. Ontelbare folders, persberichten en webteksten te produceren. En het inzicht kwam ook met het ouder worden. Het shotje testosteron dat vrouwen van een zekere leeftijd cadeau krijgen, zal daar vast ook iets mee te maken hebben, vermoed ik zo. Ik begon mezelf vragen te stellen: hoezo ben ik geen schrijver? Waarom zou mijn naam niet onder dat artikel mogen staan? Waarom zou ík dat stuk niet kunnen schrijven? Hoe kan ik verwachten dat anderen mij als schrijver zien als ik mezelf al geen schrijver noem? Ik moest dus mijn eigen pad banen, mijn eigen beren schieten, en sinds een paar jaar doe ik dat vol overtuiging. Ik ben schrijver, en nog een goeie ook!