Ik kan hier natuurlijk een obligaat rooskleurig verhaal
vertellen over wat een fantastische vakantie we hadden in Canada (en daar is
niks van gelogen). Maar ik snap ook wel dat het veel leuker is om te lezen over
de avonturen die -bijna- fout afliepen. Daarom: het verhaal van Lillooet. Ga er
nooit heen want ‘you can never leave’.
In de wolken
De dag begon zo mooi in het Disneylandachtige bergsportdorp
Whistler. Alsof de parade er, met Mickey voorop, elk moment de hoek om kan
komen dansen. Ondanks de waarschuwingen van de kassamevrouw (‘er is slecht weer
op komst, misschien moeten we de berg straks evacueren’) stapten we monter in
de gondel die ons naar de top van Whistler Mountain zou brengen. Dit was immers
onze laatste kans om het uitzicht vanaf de top te zien voor we verder zouden
reizen. Even later bleek ‘zien’ een groot woord en ‘uitzicht’ helemaal. Het
laatste stuk legden we af in een open stoeltjeslift waarmee we zó de wolken in
gleden. ‘Wow, dit is hoe ik mij de hemel voorstel’, verzuchtte ik tegen Rob en
de meiden: het grote witte, wolkige niks. Geen uitzicht maar wát een ervaring.
En gelukkig liet de voorspelde onweer en regen ook op zich wachten. Kwamen wij
even goed weg!
Hels
Vol goede moed reden we in onze enorme Dodge naar onze
volgende bestemming: Lillooet. Net voorbij Pemberton begon het voor het eerst
sinds maanden te regenen. Verfrissend, zo’n buitje. Bijna jammer dat het al snel
weer ophield. Hoewel die Chinees die -verrast door de regen?- zijn auto total
loss de berm in reed, daar ongetwijfeld anders over dacht. Even later doemde er
een bergpas voor ons op waartussen wel hele donkere dreigende wolken hingen.
‘Daar komt de echte bui, jongens’, riep Rob nog vrolijk. Alleen bleek het geen
bui te zijn, maar een gordijn van dikke rook. Afkomstig van enorme bosbranden
vele tientallen kilometers verderop. De dag verduisterde tot we door een
surrealistisch decor reden van geelgrijze, stinkende mist met aan weerszijden vaag
zichtbare bergwanden. Het leek wel de hel op aarde en zo rook het ook. ‘We
moeten weg hier!’ zeiden we tegen elkaar. En toen begon het ook nog te
stortregenen.
Van onderen!
Plotseling trapte Rob hard op de rem: de smalle bergweg voor
ons lag bezaaid met kleine en grotere rotsblokken. Shit. Wat nu? Er overheen?
Ze zijn wel erg groot. ‘Ik stap wel uit om de grootste rotsblokken aan de kant
te gooien’, zei ik in mijn stadse onwetendheid. In de stromende regen kweet ik
mij nijver van mijn taak. Zonder het aanhoudende getoeter van Rob te horen. Die
zag namelijk nog veel méér rotsblokken naar beneden komen en schreeuwde ‘snel, de
auto in!’. Ik hoorde hem nog net op tijd. Dan maar er overheen rijden. Gelukkig
kwamen zowel de auto als ik er zonder kleerscheuren vanaf.
Spookdorp
De schrik zat er goed in bij ons allemaal toen we even
daarna eindelijk Lillooet binnen reden. Verbaasd keken we om ons heen. Wat is
dit voor een spookdorp? Het was pas zes uur ’s middags en het was al donker
door de dikke rook die in onze keel, neus en ogen brandde. En door de regen die
onophoudelijk naar beneden viel en parkeerterreinen blank zette. Zeer
uitzonderlijk want zoals we later herhaaldelijk een ongelovige hotelgast hoorde
prevelen: ‘It never rains in Lillooet’. Alles wat we vanuit de auto zagen was
de lange, verlaten hoofdweg met vaag afgetekend wat grauwe gebouwen aan beide
kanten. Geen hond te bekennen op straat. En hier moeten we slapen?
Hotel California
Nee, ons hotel heette niet Hotel California maar Hotel De Oro.
En achter de receptie stond geen mysterieuze vrouw zoals in het liedje van The
Eagles, maar een slecht Engels sprekend Chinees mannetje. ‘You cannot leave
here’, was zo ongeveer het eerste wat hij zei tegen ons. ‘All roads in and out of Lillooet are closed
because of mud slides and rain. It can take days!’ Ik hoorde meteen dat
liedje in mijn hoofd. Help, hoezo gestrand, ik wil hier weg! Nu! Gelukkig heb
ik een lieve vent die zijn drie trippende vrouwen met zijn kalme, praktische aard
tot bedaren wist te brengen. ‘Kom op meiden, koffers naar boven en morgen zien
we wel weer verder. Er is vast wel een omweg die we kunnen nemen.’
Eind goed, al goed?
Hij had natuurlijk gelijk. We hadden een dak boven ons hoofd
en een bed. Zelfs een magnetronmaaltje. So what als het hotel nogal griezelig
oogde met dat doolhof van eindeloze, verlaten gangen? En dat enge, piepende
geluid op de gang? Dat bleek geen dolende poltergeist te zijn maar die rare
Chinees die een extra bed over de gang zeulde. Hij probeerde ons ook vast niet
te vergiftigen met die smerige ontbijtwraps met (bedorven?) ei. We hebben
gewoon alle drie een nogal levendige fantasie. Eind goed, al goed? Voor ons
wel. Wij waren heelhuids aangekomen en alleen tijdelijk gestrand in Lillooet. Helaas
waren de hotelgasten die net na ons arriveerden niet zo gelukkig.
Voor altijd in Lillooet
We hadden de twee Morgans, van die vintage Britse
sportauto’s met een linnen dak, al zien staan op de parkeerplaats. De eigenaren,
twee oudere echtparen, vertelden: ‘we waren met vier auto’s onderweg toen het
begon te stortregenen. Wij besloten terug te gaan naar Lillooet, de andere twee
reden door.’ Even later arriveerde de eigenaar van de derde Morgan tot aan zijn
middel onder de modder bij de receptie. De vierde Morgan? Die bleek door een
modderlawine van de weg te zijn geslagen, zo de 300 meter lager gelegen rivier
in. De eigenaar van die Morgan overleefde het ternauwernood omdat hij de kap op
zijn auto aan het zetten was. Van zijn vrouw en de auto is tot op heden niets
meer teruggevonden, behalve een koffer. Klopt dat stomme liedje dus toch, zijn
vrouw vertrekt nooit meer levend uit Lillooet. Verschrikkelijk!
Souvenir
Hoe wij dit allemaal weten? Omdat ons verblijf in dat
spookdorp nog een staartje kreeg. ’s Avonds ontdekte ik op onze hotelkamer een
grote rode cirkel om wat ik dacht dat een uit de hand gelopen muggenbult was.
Shit, ik heb de ziekte van Lyme! Bij ‘souvenirs meenemen’ dacht ik toch echt
aan leukere dingen dan dit. De volgende ochtend zat ik in het ziekenhuis van
Lillooet te wachten op antibiotica toen de politie de zwaargewonde eigenaar van
de verongelukte Morgan kwam opzoeken. Rob’s reactie: ‘ik wil hier weg!’ Dat
wilden we allemaal en het liefst zo snel mogelijk. Door alle afgesloten wegen
duurde dat wegkomen een uurtje of zeven, maar dat hadden we er gráág voor over.
Gelukkig belandden we toen weer in een hemelse B&B.